Elke maand is Den Bosch een dag lang het centrum van het land. Althans voor programmeurs van filmhuizen en arthouse theaters. Van heinde en verre komen ze naar de Verkadefabriek om er een volle dag te genieten van een flink aantal films die vervolgens uitvoerig gewikt en gewogen worden. De dag wordt afgesloten met een (ongetwijfeld gezellige) afsluitende borrel. Ook Kees Wamelink is een trouwe bezoeker van de Bossche filmbeurs.
Tijdens een van die beurzen maakte Kees kennis met Jac van Houten. ‘Dat moet volgens mij een jaar of tien geleden zijn. Sindsdien vormen we met de collega’s van Schijndel, Oss, Uden en Deventer een vast groepje waarvan Jac onmiskenbaar de verbinder is. Hij kent heel veel mensen en heel veel mensen kennen hem.’ In Lisse echter geniet Kees de nodige bekendheid. Ruim vijfendertig jaar was hij er filmprogrammeur. Tot medio vorig jaar. ‘Verschillende visies over de richting die we uitwilden’, zegt hij bondig over zijn besluit om te stoppen en hij vertelt hoe het allemaal begon.
‘In 1981 kreeg Lisse een Filmhuis. Het eerste jaar werd in een aula van een school vertoond, maar datzelfde jaar ging het filmhuis naar een klein cultureel centrum, gerund door een particuliere ondernemer. Toen ik ontdekte dat er een filmhuis in Lisse was, werd ik dan ook meteen lid. Het bestuur zocht een programmeur en zonder aarzelen meldde ik me aan. Zo leerde ik oprichter Ton ter Haar kennen en samen kozen we films uit een catalogus en we waren net jongens in een snoepwinkel die niet konden kiezen. Het was het begin van een lange vriendschap. Ik moet wel toegeven dat ik aanvankelijk nogal vasthield aan mijn eigen smaak; ik ben een fervent liefhebber van de wat afwijkende films, de cultfilms, zeg maar. Als ik er nu op terugkijk, denk ik wel eens ‘wat hebben we de mensen toen toch aangedaan!’.
Hoe stapte je vervolgens over je eigen voorkeur heen?
‘Op een gegeven moment leer je je publiek kennen. Je krijgt contact met hen. Je luistert naar wat ze te zeggen hebben. Gaandeweg merkte ik dat ik bij het kiezen van films steeds meer rekening hield met een bredere doelgroep. Dat was deels ook noodzaak. In 1985-1986 zaten de filmhuizen in een neerwaartse spiraal, met 1986 als dieptepunt. In dat opzicht had ik een valse start. Begin maar te programmeren als er nauwelijks interesse is! Ik heb toen de keuze gemaakt om wat meer populaire films te gaan vertonen. Het zorgde meteen voor meer publiek. Dat was ook nodig, want we moesten onszelf bedruipen; we kregen geen subsidie van de gemeente. Een tweede positieve injectie kwam er toen we verhuisden naar een nieuw cultureel centrum waar meer mensen terechtkonden. Op technisch vlak was het echter nog steeds wat behelpen. We draaiden toen nog met 16mm en hadden te maken met beperkte lichtopbrengst. Ik weet nog dat we de film De Aanslag keken waarin Monique van de Ven in de gevangenis zat. We hoorden geluid, maar zagen niets; zo donker was die scène,’ lacht Kees smakelijk. ´Het werd beter toen we in 1989 overgingen naar 35 mm projectie. In 2015 werd de echte stap gezet, een voormalige veilinggebouw werd omgetoverd tot een volwaardig theater met vaste tribune, perfect geluid en goede zichtlijn´.
Heb je de afgelopen decennia ook bepaalde trends gezien?
‘Ik heb vooral gezien hoe alles in golfbewegingen gaat. In de jaren 80 was er bijvoorbeeld een vloed van Russische films. Daarna waren vooral de Japanse en Chinese films populair. In Lisse hebben we bij het programmeren altijd geprobeerd om breder te gaan dan wat op dat moment ‘in’ was. Ons doel was om een programma te maken dat zeer divers was, zowel qua nationaliteit als qua sfeer. Daarom streefden we onveranderlijk naar de juiste balans: een aantal films voor een breder publiek (de Oscarfilms), echte arthouse films en films die daartussenin zaten. Anders gezegd: we hebben een vaste groep mensen die altijd komt, ongeacht wat we draaien. Die groep laat zich graag verrassen. Daarnaast hebben we mensen die om de paar maanden komen en er zijn er die echt hun film uitkiezen. Die laatste groep komt voor wat bij hen past. Die mix voldoet blijkbaar voor iedereen.’
Word je soms verrast door feedback van het publiek?
‘Ja hoor, dat gebeurt regelmatig. De meest sterke reactie kreeg ik ooit op The Square een film met de nodige absurdistische scenes over een museumcurator die de ene vreemde beslissing na de andere neemt. Aan het eind van de film is er een chique diner waar de hoofdact bestaat uit een man die doet alsof hij een chimpansee is. Na afloop kwamen er twee bezoekers naar me toe om te vertellen dat dit een filmhuis onwaardige film was. Maar het omgekeerde doet zich uiteraard ook voor. Dan hoor ik wel eens ‘Nou Kees, dit was echt top!’ Net als in Schijndel, delen we voor de film scorebriefjes uit. De best scorende film in Lisse is Bohemian Rhapsody.´
Welke film heeft op jouzelf de meeste indruk gemaakt?
‘Dat zijn er wel een paar… Amarcord van Fellini, One Flew over the Cuckoo’s Nest… Het zijn vooral films uit de jaren zeventig die me zijn bijgebleven.’
Hoe kijk jij naar Filmclub Schijndel?
‘Ik heb al vaak tegen Jac en Ellen gezegd dat ik jaloers ben op de vrijwilligers die samen zo verbonden zijn met de filmclub. Het is een ontzettend warm bad. Een echt groepsgebeuren. Dat merk ik ook als ik in Schijndel ben. Ook binnen die groep vrijwilligers zie ik Jac als de verbinder. Ik vind hem heel betrokken, een fijne vent om mee te praten en mee te zijn. Hij is ook iemand die je scherp houdt.’
Waarin verschillen jullie op het vlak van programmeren?
‘Jac is altijd op zoek naar de originele films, de kleinere films, films waarin geleden wordt... Beeld is voor hem heel belangrijk. Zijn favoriete regisseur is Tarkovsky. Ik heb Tarkovsky altijd wat gemeden, maar door Jac ben ik er anders naar gaan kijken. Ik ben denk ik meer een veelvraat op het gebied van films.
Ik hou van alle genres. Ik kan genieten van filmhuisfilms, maar ook van blockbusters, animatiefilms, horrorfilms. Ik ben op zoek naar het ongewone, het fantasierijke… terwijl Jac meer van de realiteit is. Hij wil zijn publiek ook graag opvoeden, onderwijzen, uitleggen hoe ze intenser van een film kunnen genieten. Bij mij gaat het er vooral om dat ik mensen in contact breng met films die ze niet kennen. De beleving van een film is voor mij doorslaggevend.’
Wat voor toekomst hebben filmclubs volgens jou? Neemt hun belang af of juist toe?
‘Ik ben ervan overtuigd dat de belangstelling en beleving voor arthouse films alleen maar zal toenemen. Naarmate de vergrijzing toeneemt, wordt onze doelgroep steeds groter. Bovendien zijn mensen steeds meer op zoek naar kwaliteit en diepgang, althans dat is mijn beleving. Daarnaast zijn filmclubs steeds professioneler gaan werken. Door gebruik te maken van digitale middelen bijvoorbeeld is de kwaliteit van beeld en geluid aanzienlijk verbeterd. Goede kwaliteit, het comfortabel beleven van een film en laagdrempeligheid vormen de kracht van filmclubs. Met de toekomst van de filmclub zit het dus wel goed,’ besluit Kees.
Interview: Gerda Baeyens 2021